Liefdadigheid
Spreuken 10:2
Spreuken 11:4
Spreuken 12:28
Spreuken 13:6
Spreuken 16:6
Spreuken 21:3
Daniel 4:27
Hosea 6:6
Schatten verworven door slecht te doen baten niet, maar liefdadigheid redt van de dood.
Op de dag van de toorn baat rijkdom niet, maar liefdadigheid redt van de dood.
De weg van liefdadigheid is leven en dat pad leidt niet tot de dood.
Liefdadigheid behoedt de weg van de onberispelijke, maar goddeloosheid stort zondaren in het verderf.
Door liefde en trouw wordt de ongerechtigheid verzoend, door de vrees van Hashem wijkt men van het kwaad.
Liefdadigheid en recht doen heeft Hashem liever dan offers.
Daarom, o koning, laat mijn raad u welgevallig zijn: breek met uw zonden door gerechtigheid te betrachten en met uw ongerechtigheden door genade te bewijzen aan de ellendigen. Misschien zal er dan verlenging van uw voorspoed zijn.
Want IK vind vreugde in weldadigheid en niet in offer, in kennis van God meer dan in brandoffers!
Uit bovenstaande verzen kan worden geconcludeerd dat liefdadigheid redt van de dood en ongerechtigheid verzoent.
Wij laten hieronder een lijstje volgen van Joodse instellingen die u met uw gaven kunt verblijden. U kunt af en toe een gift overmaken, maar het zou fijn zin wanneer u periodiek een gift zou willen geven. Giften aan onderstaande instellingen zijn allen fiscaal aftrekbaar:
- Chabad Nederland - NL95 INGB 0000 5916 59 t.n.v. Chabad Holland
- Stichting Joods Hospice Immanuel - via de website kunt u giften overmaken.
- Stichting Joodse Kindergemeenschap Cheider - Op de website kunt u online een (periodieke)gift overmaken.
- Stichting Verpleegkundigen Voor Israël - U kunt op deze website nadere gegevens vinden hoe te doneren.
Artikelen over Tzedakah
- Wat is tzedakah?
- De principes van het geven
- De acht niveaus van liefdadigheid van Maimonides
- Liefdadigheid in tijden van economisch moeilijkheden
- Kan ik G-d met liefdadigheid omkopen?
- Waarom wordt liefdadigheid beschouwd als de Grootste Mitzwa?
- 43 Roebels
- Wat als liefdadigheid nep blijkt te zijn?
Als het wiel draait
Een Poeriemverhaal dat gebeurd zou kunnen zijn.
In een kleine stad leefde een jong stel. De man had in een jesjiva gelernt voor zijn huwelijk en zette het lernen nadien nog een paar jaar voort. Uiteindelijk werd het tijd om na te gaan denken over een broodwinning. Hij ging in zaken, zijn vrouw haar bruidsschat gebruikend voor de startkosten. Zijn pogingen waren zeer succesvol, en binnen een paar jaar werd hij zeer rijk. Toen de jonge man steeds rijker werd, werd zijn betrokkenheid tot het zakendoen groter en groter, tot het de volledige focus van zijn leven werd. Alles wat van belang was voor hem was het vergaren van meer en meer rijkdom.
In dezelfde plaats leefden veel mensen in grote armoede. Sommigen moesten bedelen om in leven te blijven. Anderen in het stadje collecteerde geld om de gemeentelijke liefdadigheid in stand te houden.
De jonge vrouw was zeer goedgeefs, en niemand die om hulp vroeg ging met lege handen huiswaarts. De echtgenoot, aan de andere kant, werd zeer zuinig. Hoe rijker hij werd, hoe meer de liefdadigheid van zijn vrouw hem tegenstond, uiteindelijk beval hij zijn vrouw niets meer te geven aan deze behoeftige mensen.
Van alle festiviteiten door het jaar heen, was Poeriem het zwaarste voor hem. Tijdens Poerim zijn we gehouden de armen voedsel en liefdadigheid te verschaffen (mishloach manot en matanot la’evyonim). Deze opdrachten te vervullen interesseerde hem niet. Niemand gaf hem iets – iedereen keek neer op zijn vrekkigheid – en hij zag niet in waarom hij hen ook maar iets zou moeten geven. Na ongeveer twee jaar geleden te hebben aan deze opdrachten, vond hij een vernieuwende oplossing. Hij zond een eenvoudige mishloach manot, bevattend een gekookte aardappel en een hamantash, naar zijn bedrijfsleider, en hij wierp een paar stuivers naar enkele bedelaars, die in het portiek voor de synagoge zaten, toen hij daarheen ging om te luisteren naar de Megillah-lezing (Het boek Esther. En daarmee, meende hij, had hij aan zijn verplichting voldaan.
Toen hij aan een tafel zat die overladen was met voedsel, aan het begin van het verloop van het Poerimfeest, hoorde hij op de deur kloppen. Hij was zeer verbaasd. Het was lang geleden sinds er iemand hem had benaderd voor geld. Hij stuurde zijn vrouw om te zien wie het was en zodra ze de deur had geopend, hoorde hij: "Gelukkig Poerim, gelukkig Poerim! Wij gaan rond voor giften ter ere van Poerim."
Aan de deur was een groep gemaskerde liefdadigheidscollectanten. Zij gingen van deur tot deur geld verzamelend voor "Passover Wheat", het liefdadigheidsfonds dat de armen voorziet van paasbenodigheden (‘Passover wheat’ - bijdragen leveren is een oude traditie die tot aan vandaag plaatsvindt). Daar is slechts een korte maand tussen Poeriem en Pesach, en de behoeften van de armen waren in deze tijd van het jaar groot. En daarom verkleden de jonge Thora-scholieren zich en collecteren geld voor de armen. Niemand in het stadje weigert bij te dragen.
Nou ja, bijna niemand. Toen deze man zijn vrouw terug aan tafel kwam en haar echtgenoot vroeg om, tenminste, een kleine bijdrage te geven schold hij haar uit en vertelt haar hen met lege handen weg te sturen. Haar hoofd neerbuigend van schaamte, was ze gedwongen hen weg te sturen en de deur te sluiten.
De volgende dag, toen de rijke man terug aan het werk ging, ontdekte hij dat hij een groot verlies geleden had door een slecht afgelopen investering. Binnen een paar weken, werd dit verlies gevolgd door een ander aanzienlijk verlies, en zijn fortuin bleef slinken tot dat hij gedwongen was alles te verkopen wat hij had, zelfs zijn vrouw haar juwelen.
Op een dag moest hij zijn vrouw bekennen dat hij geen andere keuze had dan te vragen om liefdadigheid. Hij gaf haar een heftige keuze; of ze kleedt zich met een bedelaarsmantel en gaat met hem collecteren, of ze accepteert een scheiding en doet afstand van zijn financiële verplichtingen aan haar. Zijn vrouw, die al sinds jaren leed onder zijn gierigheid, besloot te kiezen voor een echtscheiding.
Na verloop van tijd, trouwde ze een jonge weduwnaar, een man met een prettige persoonlijkheid die zeer door zijn buren gewaardeerd werd; en zij leefden samen een rustig vredevol leven. Ze verhuisde naar een naburig dorp en stonden bekend als fatsoenlijke en eerlijke mensen. Haar nieuwe echtgenoot verbood haar niet om gasten uit te nodigen in hun huis en moedigde haar zelfs aan, door zelf de armen uit het dorp uit te nodigen die zij in haar gedachten niet zag. Hij was zeer gul en gaf geld aan liefdadigheid wanneer hij maar kon.
Misschien was het haar verdienste, misschien de zijne, maar zijn zaken gingen voorspoedig en ze waren ook gezegend met twee mooie kinderen, een jongen en een meisje. Het was een warm Joods thuis en ze leefden samen een gelukkig leven.
Een jaar dat het Poerimfeest weer daar was en het gezin aan de feestdis was gezeten hoorden zij geklop op de deur. De echtgenote stond op om te zien wie het was en zag een arme vreemdeling staan. Zijn kleren waren gehavend en ze kon vertellen, alleen al door te kijken, dat de man stierf van de honger. Zij nodigde hem uit en haar man schoof een extra stoel aan bij de tafel.
De bedelaar kon zich nauwelijks bedwingen het eten naar binnen te schrokken. Hij at van al de verschillende schotels en delicatessen tot hij niets meer naar binnen kreeg. Toen hij tenslotte zijn vork neerlegde, had hij tranen in de ogen. Het is onduidelijk of dat vreugdetranen waren of tranen van verdriet vanwege het contrast tussen dit gezinsgeluk en zijn eigen verschrikkelijke omstandigheden. De gastgevers deden overigens alles om hem op te beuren, zodat hij plezier kon hebben op het feest. Ze gaven hem ook geld opdat hij nieuwe kleren voor zichzelf kon kopen.
Na Poerim, als ze klaar waren met opruimen en de kinderen naar bed hadden gebracht, zaten de man en de vrouw bij elkaar en spraken over de gebeurtenissen van de dag.
“Ik had echt met de man te doen”, vertelde de man aan zijn vrouw. “Ik herinner me dat ik zelf net zo arm was.” Er was een Poerimfeest waarop ik stierf van de honger, en ik naar een rijke man ging, niet zo ver hier vandaan, in de hoop wat te eten te krijgen. Hij werd verondersteld een echte vrek te zijn, maar ik verbeeldde me dat hij me toch iets te eten zou geven ter ere van Poerim, zelfs als ik niets kon betalen. Toen ik het huis naderde, kwam ik een groep collectanten tegen die net weggestuurd waren. Hij wenste niet eens met hen te praten. Ik verloor de hoop iets te krijgen en liet het na om aan te kloppen.
“Hoe mooi is de wereld. Ik heb nu niet alleen genoeg te eten en een goed leven met jou, maar we zijn ook in staat mensen uit te nodigen en anderen eten te geven en liefdadigheid te doen. Tegelijkertijd moeten we nooit vergeten dat alles wat we hebben van boven komt en alleen van ons is voor zolang Hij wil dat het zo is. Hij gaf het ons als een geschenk zodat we het kunnen gebruiken om anderen te helpen. Maar als Hij wil kan Hij het van ons af nemen en ons net zo berooid achter laten als die arme man. Wie weet? Misschien had die man ooit geld, misschien was hij zelfs rijk. G-d vernedert de snoevers en verhoogt de nederigen. G-d draait aan het wiel van het welzijn, de mens naar boven en beneden brengend. “Je slaat de spijker op zijn kop, lieverd” zei zijn vrouw, tranen uit haar ogen wrijvend. “Die bedelaar was niet alleen rijk, hij was dezelfde vrek die jij wilde benaderen op dat betreffende Poerimfeest, degene die deze liefdadigheidscollectanten, in ongenade, wegstuurde.
“Hoe kun jij dit alles weten?” vroeg haar man verbaasd.
“Ik weet het, omdat ik daar was.” sprak ze zachtjes. “Toen deze man vandaag ons huis verliet, greep het me naar de keel. Onze gast was niemand minder dan mijn eerste echtgenoot!”
Vertaald uit Chagei Yisrael Umoadav (Kehot)
Nederlandse vertaling: Baruch
Bron: As-the-Wheel-Turns